Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik heb ossen en ezelen, schapen en knechten en maagden; en ik heb gezonden om mijn heer [7]aan te zeggen, [8]opdat ik genade vinde in uw ogen. 7. Te weten, van mijn aankomst en gelegenheid. 8. Zie boven, hfdst.18 vs.3. Hij verzoekt vriendschap, eensdeels om vergetenheid van alle voorgaande onmin; anderdeels om met vrede door het land te mogen trekken.